Wanneer uw kind opgenomen is geweest voor alcoholintoxicatie ook wel alcoholvergiftiging genoemd, krijgt uw kind nazorg.
Waar bestaat de nazorg na alcoholintoxicatie uit?
Herstelt uw kind goed na de opname? Kan worden voorkomen dat het opnieuw een alcoholvergiftiging krijgt? Dat zijn zaken die aandacht krijgen tijdens het zogeheten nazorgtraject voor kinderen die een alcoholvergiftiging achter de rug hebben. Dit is ontwikkeld door het Reinier de Graaf ziekenhuis in Delft.
Uw kind wordt gescreend en begeleid door een kinderarts en een kinder- en jeugdpsycholoog. Deze nazorg is belangrijk, want uit onderzoek is gebleken dat het gedrag van kinderen niet automatisch verandert na de schokkende ervaring van een alcoholvergiftiging. Het is ook zaak dat u als ouder of verzorger van het kind de juiste voorlichting krijgt. Want u bent degene die aan het kind moet duidelijk maken wat goede regels en grenzen zijn. De nazorg bestaat uit de volgende stappen:
1. Consult bij de kinderarts
Nadat uw kind is ontslagen uit het ziekenhuis, krijgen u en uw kind zo spoedig mogelijk een oproep voor twee gesprekken. Het gaat om een gesprek met de kinderarts en een gesprek met de kinder- en jeugdpsycholoog. Het is belangrijk dat - als het mogelijk is - beide ouders of verzorgers aanwezig zijn tijdens de gesprekken. U kunt tijdens deze afspraken uiteraard ook vragen stellen aan de kinderarts en kinder- en jeugdpsycholoog. U en uw kind voeren het gesprek met de kinderarts op een andere datum dan het gesprek met de kinder- en jeugdpsycholoog. Tijdens de ontmoeting met de kinderarts komt de lichamelijke conditie van uw kind aan de orde. Hoe gaat het met uw kind na de alcoholvergiftiging? Zijn er lichamelijke klachten die mogelijk door de alcoholvergiftiging zijn opgelopen? Dit kan het geval zijn na bijvoorbeeld een hersenschudding of breuk.
2. Screening bij de kinder- en jeugdpsycholoog
Voordat u en uw kind op bezoek gaan bij de kinder- en jeugdpsycholoog, ontvangt u gedragsvragenlijsten. De lijsten worden niet alleen ingevuld door de ouders/verzorgers, maar ook door de mentor of docent van uw kind op school. U en de docent doen dit apart van elkaar. Zo kan de kinder- en jeugdpsycholoog het gedrag van uw kind thuis en op school objectief inschatten - in vergelijking met andere kinderen van dezelfde leeftijd.
Als ouders of verzorgers heeft u eerst een gesprek van een uur met de kinder- en jeugdpsycholoog. Ondertussen vult uw kind in de wachtkamer een gedragsvragenlijst voor kinderen in. Daarna voert uw kind een vertrouwelijk gesprek met de psycholoog.
In deze gesprekken komt het sociaal-emotionele functioneren van uw kind aan de orde. Hoe ging het met uw kind vóór de alcoholvergiftiging en hoe gaat het nu? Hoe zijn de leerprestaties en de sociale contacten? U krijgt ook handvatten en tips om uw kind(eren) zodanig op te voeden, dat alcoholgebruik wordt voorkomen.
Enkele weken na de afspraak heeft u een telefoongesprek met de kinder- en jeugdpsycholoog. De uitslag van de gedragsvragenlijsten komt dan aan de orde. U krijgt ook advies over eventuele vervolg-onderzoeken of verwijzing naar hulpverlening.
3. Op indicatie: neuropsychologisch onderzoek
Alcoholgebruik kan leer- en geheugenprestaties aantasten. Daarom krijgen sommige jongeren neuro-psychologisch onderzoek aangeboden. Dat geldt voor jongeren bij wie aanwijzingen zijn voor binge drinken, achterblijvende schoolprestaties en/of ADHD. Van binge drinken is sprake als een meisje bij een gelegenheid vier glazen of meer alcohol nuttigt en een jongen vijf glazen of meer.
In het nadere neuropsychologisch onderzoek worden intelligentie, concentratie, geheugen, visueel-ruimtelijk inzicht en fijne motoriek getest.
Het is belangrijk dat u het hele traject met uw kind doorloopt. Waarom?
Omdat maanden na het incident nieuwe problemen kunnen ontstaan die het gevolg zijn van de alcohol-vergiftiging. Zowel op psychisch als lichamelijk.
Één op de tien kinderen heeft luchtwegklachten. Astma, bronchitis en bronchiaal hyperactiviteit zijn de meest voorkomende luchtwegaandoeningen. De behandeling of leefregels bij astma of benauwdheid kunnen soms heftig zijn. Wij vinden het daarom belangrijk om u en uw kind hierin goed te ondersteunen. Kinderen met luchtwegklachten en hun ouders/verzorgers beter helpen is het doel van het kinderlongbegeleidingsteam.
Wie werken er?
De kinderarts, de kinderlongfunctie assistent en de kinderlongverpleegkundige vormen dit team.
De kinderlongverpleegkundigen, Jolanda van de Zande en Marjan Wagner en Marieke Lainert zijn gespecialiseerd in astma en/of benauwdheid bij kinderen. Zij geven u ondersteuning via informatie, begeleiding, praktische tips en adviezen:
Het Kinderdiabetesteam van Het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis begeleidt u en uw kind wanneer u te horen heeft gekregen dat uw kind Diabetes Mellitus heeft.
Diabetes Mellitus vraagt veel van uw kind en uw gezin in de vorm van maatregelen en aanpassingen. Het Kinderdiabetesteam begeleidt u, uw kind en uw gezin in het leren om de diabetes in het dagelijks leven in te passen.
Wie werken er?
De kinderdiabetesverpleegkundige vormt samen met de kinderarts, diëtist en de psycholoog het diabetesteam. De kinderdiabetesverpleegkundige verzorgt samen met de kinderarts en de diëtist het diabetesspreekuur.
De kinderdiabetesverpleegkundige leert kinderen met diabetes en hun gezin in het omgaan met de ziekte. Dit is afhankelijk van de leeftijd en de ervaring van het kind zelf.
De kinderdiabetesverpleegkundige:
Het spreekuur eetstoornissen is bedoeld voor kinderen en jongeren met eetproblemen die een psychische oorzaak hebben.
Wat houdt dit spreekuur in?
Na de intake wordt een behandelplan opgesteld, samen met dietiste Tanja Etman en psychische ondersteuning. Voor de psychische ondersteuning is er een samenwerkingsverband met de kinder- en jeugdpsychiatrie van het Sophia Kinderziekenhuis, Lucertis en Emergis/Ithaka. De kinderarts zorgt voor begeleiding op het lichamelijke vlak onder andere door gewichtscontrole.
Het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis heeft een speciaal team dat kinderen met plas- en poepproblemen helpt: het Kinder Incontinentie Team: KIT. Heeft uw kind last van druppels in de onderbroek, natte broeken, blaasontstekingen, bedplassen, veegjes (remsporen) of broekpoepen, dan kan er sprake zijn van een blaas- en/of darmfunctiestoornis. Hebben de adviezen of behandeling van de huisarts geen succes, dan kan uw kind, via de kinderarts, doorverwezen worden naar het Kinder Incontinentie Team.
Wie werken er?
Het KIT bestaat uit een kinderarts, een kinderbekkenfysiotherapeut en een pedagogisch medewerker.
Wie kunnen hier terecht?
Alle kinderen tot 18 jaar met een plas- en/of poepprobleem.
Afhankelijk van de leeftijd van uw kind en het probleem waarmee u komt, bepaalt de assistente of uw kind een afspraak krijgt op het normale spreekuur of op de speciale plaspoli.
Voor de speciale plaspoli moet uw kind minimaal 5,5 jaar zijn. Kinderen jonger dan 5,5 jaar kunnen wel door verschillende leden van het KIT behandeld worden.
De speciale plaspoli is in Medisch centrum Brielle. De gesprekken en onderzoeken duren een dagdeel, van 8.15 tot 11.30 uur. U ziet die ochtend de kinderbekkenbodemfysiotherapeut en de kinderarts.
Daarbij gaan we uitgebreid in op het plas- en poeppatroon van uw kind en worden er zoveel mogelijk ‘flowmetingen’ gedaan op de ‘plascomputer’. Ook krijgt uw kind een echo van de blaas na het plassen. Na deze onderzoeken volgt een conclusie en behandelplan. De behandeling wordt zo nodig meteen gestart.
Voor kinderen ouder dan 12 jaar met bedplassen is er in Het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis een klinisch behandelprogramma (ziekenhuisopname), de Klinisch Droog Bed training. U moet hiervoor via uw huisarts verwezen worden. Allereerst doet een kinderarts een intake om te bepalen of dit ook voor uw kind de juiste behandelmethode is. De Klinisch Droog Bed training vindt plaats onder leiding van een speciaal opgeleide pedagogisch medewerker.
Sinds 1 juli 2013 zijn wij als zorginstelling wettelijk verplicht de 5 stappen van de landelijke meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling te volgen.
Op de SEH en andere afdelingen in ons ziekenhuis, wordt daarom gescreened op signalen van kindermishandeling.
Indien er zorgen zijn, zijn wij verplicht in alle openheid deze zorgen met u te bespreken.
Tijdens een gesprek met onze medisch maatschappelijk werkster en kinderarts bespreken wij bovengenoemde zorgen met u en de betrokken hulpverlening wordt geïnventariseerd.
Indien nodig wordt met u bekeken of aanvullende hulpverlening noodzakelijk is.
Het psychosociaal spreekuur is voor kinderen en ouders met een pedagogische (opvoedkundige) hulpvraag, die in de 1e lijn (bijvoorbeeld door de huisarts of maatschappelijk werk) onvoldoende begeleid kunnen worden. Pedagogische hulpvragen kunnen gaan over huil-, slaap-, eet- en gedragsproblematiek.
Wat houdt dit spreekuur in?
De pedagogisch medewerker coacht, begeleidt en adviseert ouders en kinderen met een pedagogische hulpvraag. Zij zijn gespecialiseerd in gedrag en ontwikkeling van kinderen. Onderliggende medische problematiek wordt beoordeeld door de kinderarts.
Hoe werkt het?
In het eerste intake gesprek gaat u samen met de pedagogisch medewerker het probleem in kaart brengen. Hieruit volgt een een plan/advies, waarmee u thuis aan de slag gaat . Daarna worden er vervolgafspraken gepland.
Ieder kind verdient een goede start in het leven en u als ouder wil niets liever dan dat.
Sommige (aanstaande) ouders zijn extra kwetsbaar tijdens de zwangerschap en de periode daarna, door bijvoorbeeld jonge leeftijd, verstandelijke beperking, psychiatrische aandoening of verslaving.
Daarnaast kunnen er omstandigheden zijn die uw gezin extra kwetsbaar maken, zoals materiële/financiële problemen, een eigen verleden van mishandeling of verwaarlozing en/of betrokkenheid van jeugdhulpverlening binnen het gezin.
Wie werken er?
Een gynaecoloog, een kinderarts, en een medisch maatschappelijk werker.
Hoe werkt het?
Nadat u toestemming heeft gegeven voor verwijzing naar het traject “Kwetsbare Zwangeren”, neemt de medisch maatschappelijk werkster contact met u op voor een eerste gesprek.
In dit gesprek bespreekt zij in alle openheid met u waar uw verwijzer zorgen over heeft en hoe u daar zelf over denkt. Dit gesprek vindt plaats in het ziekenhuis.
Er wordt geïnventariseerd welke professionele hulpverlening al betrokken is en wie u straks allemaal kunnen helpen bij de zorg voor uw kind (bijvoorbeeld aanvullende professionele hulpverleners, buren, vrienden en/of familie).
Samen
De veiligheid van uw kind staat altijd voorop. Samen maakt u een plan waarin staat wat er geregeld moet worden om voor u en uw kind een goede veilige start te realiseren.
Overleg
De bij u betrokken medewerkers bespreken uw problematiek tijdens een intern overleg met elkaar. Uw begeleidster neemt met u door wat de gemaakte afspraken zijn.
Verslag
Indien de hulpverlening georganiseerd is, ontvangen alle betrokken hulpverleners, uw huisarts en verloskundige/gynaecoloog een brief. Dit is belangrijk, zodat iedereen die u begeleidt, goed op de hoogte is van de afspraken die voor en met u gemaakt zijn.