Om de juiste diagnose te stellen en de juiste behandeling te adviseren is onderzoek nodig. Binnen het SchildklierNetwerk zijn alle stappen om tot de juiste diagnose te komen goed op elkaar afgestemd. De medisch specialist bepaald welke onderzoeken wanneer uitgevoerd worden.
Bloedonderzoek is nodig om een goede diagnose te stellen van een schildklieraandoening. Allereerst wordt bij u bloed afgenomen. Op verzoek van de dokter worden verschillende bloedwaarden onderzocht.
Bij palpatie onderzoekt de arts de hals door te voelen met de hand. De dokter gaat achter u staan en tast de hals af. Aan u wordt gevraagd om te slikken, omdat de schildklier dan beweegt. Bij dit palperen van de schildklier let de arts op de stevigheid, de beweeglijkheid, de samenhang met de huid of onderliggend weefsel, de grootte en eventuele knobbels. Soms luistert de arts of er een geruis is over de schildklier.
Echografie is een onderzoek via geluidsgolven. Een echoapparaat zendt deze geluidsgolven. Deze zijn niet schadelijk. Tijdens het onderzoek worden de schildklier, lymfeklieren en omliggende weefsels in beeld gebracht. Als er afwijkingen zijn, kunnen die op deze manier gevonden worden. U hoeft zich niet speciaal voor te bereiden op het onderzoek en u hoeft niet nuchter (niet gegeten en gedronken) te zijn. Het onderzoek vindt doorgaans plaats op de afdeling Radiologie van het ziekenhuis. Een radioloog (in opleiding) voert het onderzoek uit.
Het is mogelijk dat de radioloog in de schildklier of een lymfeklier iets ziet waarover hij meer van wil weten. De radioloog kan dan besluiten om gelijk een punctie te doen tijdens het echografie-onderzoek. Dit gebeurt met een dunne naald. De radioloog zal onder echografische geleiding de te onderzoeken plek aanprikken en hieruit cellen proberen los te maken (biopt). Deze cellen worden via een dun slangetje dat aan het naaldje zit afgezogen. U ligt tijdens de biopsie op een bed met het hoofd achterover. Tijdens het afnemen van het biopt mag u niet slikken omdat de schildklier dan beweegt. De punctie is meestal niet erg pijnlijk en er wordt dan ook geen verdoving gegeven. Na ongeveer een week is de uitslag van de punctie bekend en door de betrokken dokter in het team besproken. Tijdens de poliafspraak ontvangt u de uitslag.
Het afgenomen weefsel wordt na de punctie door de patholoog onderzocht in een laboratorium. Een patholoog is een persoon die kennis heeft van de lichamelijke afwijkingen veroorzaakt door ziekte. Bij aankomst op de pathologie worden de afgenomen cellen (die op een doorzichtig glaasje worden bewaard) voorzien van kleurstoffen. Zo kan de patholoog kijken naar alle details van de cellen en van het materiaal dat meekomt met de cellen. Op basis van losse cellen, maakt de patholoog een inschatting over wat voor type afwijking het is. Soms levert het onderzoek te weinig cellen om te onderzoeken en dan moet het onderzoek worden herhaald. Ook zijn er afwijkingen die niet helemaal kunnen worden vastgesteld met alleen losse cellen van een punctie. In dit geval is een diagnostische operatie nodig, waarbij de chirurg de helft van de schildklier verwijderd.
Wanneer de patholoog verdachte cellen ziet, volgt er meestal een operatie. Het deel van de schildklier dat de chirurg verwijderd, gaat naar de patholoog die nauwkeurig kijkt om welk type tumor het precies gaat, hoe groot de tumor is en of de tumor helemaal verwijderd is. Als de chirurg de lymfeklieren (het orgaan dat witte bloedcellen en antistoffen aanmaakt en de witte bloedcellen filtert) verwijdert, worden deze stuk voor stuk door de patholoog onderzocht. Hij kijkt dan of er uitzaaiingen van de schildkliertumor in zitten. Dit deel heet histologisch onderzoek. Het grote verschil is dat de patholoog niet kijkt naar 'losse cellen', maar dat het hele weefsel bekeken kan worden. Op basis van histologisch onderzoek kan bijna altijd exact de diagnose worden gesteld.
CT staat voor 'computed tomography'. Dit is een onderzoek waarbij röntgenstraling wordt gebruikt om afbeeldingen van het lichaam te maken. Soms kiest de arts die u behandeld ervoor om voor de behandeling een CT-onderzoek te laten doen. Daarnaast kan na de behandeling een CT-scan gemaakt worden voor controle. Het onderzoek vindt plaats in een CT-scanner, een soort buis waarin u op een platte tafel ligt. De tafel schuift tijdens het onderzoek door de buis waarbij foto's van het lichaam gemaakt worden. De scan duurt niet lang, meestal een paar minuten. Tijdens het onderzoek krijgt de patiënt contrastmiddel toegediend via een bloedvat in de arm. Dit middel zorgt ervoor dat de bloedvaten en organen een kleur krijgen op de scan. Als er afwijkingen zijn, zijn deze op scan zo beter zichtbaar. De scan wordt vervolgens bekeken door een radioloog. Deze brengt hiervan verslag aan de behandelend arts.
MRI is een afkorting van de Engelse begrippen 'Magnetic Resonance Imaging'. Via een zeer sterk magnetisch veld en radiogolven worden door de MRI signalen in het lichaam opgewekt. Deze signalen worden door een antenne opgevangen en door een computer in beelden vertaald. U merkt niets van het magnetische veld. Dit onderzoek duurt tussen de 15 en 60 minuten. Tijdens het onderzoek ligt u in een MRI scanner, een soort tunnel die aan beide kanten open is. De radioloog beoordeelt het onderzoek en geeft de uitslag door aan de arts die u behandeld.